Het is alweer enige weken errug rustig op 6 en dus toch anders dan de voorspellingen aanvankelijk voor deze periode aangaven met een solar flux rond de 200.
In de data die Henk geeft in zijn PDF is ook duidelijk te zien dat er meerdere van deze ‘slechte’ perioden zijn voorgekomen met een lage waarde van de 10,7 cm flux, zoals bijv. in 1988 vanaf +/- 20 November tot 5 December, het midden van Februari 1990 en de 2e helft November 1991.
Dus er is nog hoop dat de winter-anomaly nog een opleving te zien geeft voor de komende tijd.
Met enig speurwerk op internet en wat hulp van CoPilot, kwam ik het e.e.a. tegen qua onderzoeken naar die winteranomaly en kon daardoor begrijpen wat er nou gebeurt en heb daarvan een samenvatting kunnen maken:
Oorzaken van de Winteranomalie in de F2 Ionosfeer
1. Verschillen in Ionisatie-energie:
• Atomair Zuurstof (O): Lagere ionisatie-energie (13,6 eV) vergeleken met moleculair stikstof (N₂) (15,6 eV), waardoor O gemakkelijker wordt geïoniseerd door zonnestraling, met name UV- en röntgenstraling.
2. Seizoensgebonden Variatie in Samenstelling:
• Winter: Hogere verhouding van atomaire zuurstof (O) tot moleculaire stikstof (N₂). De afkoeling van de thermosfeer zorgt ervoor dat N₂ condenseert en sneller neerslaat, waardoor een hogere proportie van O overblijft.
• Impact: Meer atomaire zuurstof beschikbaar voor ionisatie.
3. Ionisatie- en Recombineringsnelheden:
• Zuurstofionen (O⁺): Zodra geïoniseerd, recombineren O⁺ ionen langzamer met elektronen dan N₂⁺ ionen, wat leidt tot een langdurig hogere elektronen dichtheid.
• Stikstofionen (N₂⁺): Hogere recombinatiesnelheden zorgen voor snellere neutralisatie.
4. Zonnestraling:
• Continue Hoog-energetische Invoer: UV- en röntgenstraling van de zon blijven elektronen uit hun banen slaan, wat de ionisatie handhaaft.
• Impact: Handhaaft de geïoniseerde staat van O⁺ en draagt bij aan hogere elektronen dichtheden.
Samenvatting:
De winteranomalie in de F2 ionosfeer wordt voornamelijk veroorzaakt door de gemakkelijkere ionisatie van atomaire zuurstof (lagere eV), de hogere beschikbaarheid in de winter en de langzamere recombinatiesnelheden van O⁺ ionen. Deze factoren, aangedreven door seizoensgebonden variaties en aanhoudende zonnestraling, resulteren in hogere elektronen dichtheden tijdens de wintermaanden.
Winteranomalie en Zuid-Atlantische Anomalie:
• Zuid-Atlantische Anomalie (SAA): Dit is een regio waar de binnenste Van Allen-stralingsgordel het dichtst bij het aardoppervlak komt, wat resulteert in hogere fluxen van energetische deeltjes.
• Elektronentransport: Elektronen uit de SAA worden over de evenaar naar het noordelijk halfrond getransporteerd door de configuratie van het aardmagnetisch veld.
• Winteromstandigheden: Tijdens de winter is de ionosfeer op het noordelijk halfrond stabieler en minder verstoord, waardoor deze getransporteerde elektronen zich kunnen ophopen en de ionisatieniveaus kunnen verhogen, wat leidt tot een hogere Maximum Usable Frequency (MUF).
• Zuidelijk Halfrond: Het zuidelijk halfrond ervaart niet dezelfde mate van winteranomalie omdat de configuratie van het aardmagnetisch veld en de locatie van de SAA zorgt voor minder effectieve transport van elektronen naar het zuiden. Bovendien zijn de winteromstandigheden in het zuiden niet even bevorderlijk voor het vasthouden van de extra elektronen zoals op het noordelijk halfrond.
Samenvatting:
Deze wisselwerking tussen de SAA en de winteromstandigheden op het noordelijk halfrond resulteert in de winteranomalie, waarbij de ionosfeer hogere frequenties ondersteunt tijdens de wintermaanden. Het zuidelijk halfrond ervaart deze anomalie in mindere mate vanwege minder effectieve elektronen transport en minder gunstige winteromstandigheden voor ionisatie.
De werking van de ionosfeer berust dus op ionisatie en het vrijkomen van elektronen. Deze vrije elektronen zijn dus de sleutelfactor tot de reflecterende eigenschappen van de ionosfeer.
Maar als er een uitbarsting op de zon plaatsvindt, worden deeltjes de ruimte ingeslingert (een zgn. protonen storm ). Dit zijn de waterstofkernen, welke ' ontdaan' zijn van hun elektronen, die in de plasma rond de zon blijven. ( Dat schijnt weer te maken te hebben met hun negatieve elektische lading ? )
Als deze enorme hoeveelheden protonen aankomen op Aarde en in de ionosfeer binnen dringen, zullen ze met de vrije elektronen gaan recombineren en dat betekent op zijn beurt weer dat er minder vrije elektronen overblijven en daardoor de reflecterende eigenschappen dus sterk verminderen.
De condities zakken helemaal in.... En dat duurt dus een paar dagen totdat de condities weer beter zijn geworden, zoals Henk eerder al aangaf:
PA2S schreef: ↑04 dec 2024, 22:50In maart 1989 (heel dikke aurora) was het twee dagen slecht maar daarna ging het feest gewoon weer door.
Dat er soms ineens onmiddelijke blackouts optreden die alle banden totaal op slot kunnen gooien, heeft te maken met het moment waarop die uitbarsting gebeurt op de zon. Deze zorgt daardoor voor sterke UV en X-ray (rontgen) straling, welke met name tot in de D laag verstoringen veroorzaakt , waardoor radiosignalen meteen door de D laag worden geabsorbeerd en daarmee de E en F lagen niet meer bereiken.
En dat betekent op zijn beurt weer dat radiosignalen niet 'terugkaatsen' en de banden dood zijn.